fertiel
- fer·tiel
- uit het Frans [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | fertiel | fertieler | fertielst |
verbogen | fertiele | fertielere | fertielste |
partitief | fertiels | fertielers | - |
fertiel
- in staat om vruchtbare nakomelingen te krijgen
- Op een juiste voedingsbodem groeiden daaruit fertiele plantjes, dus plantjes die – na kruisbestuiving – ook zelf weer zaad konden zetten. [2]
- van een handeling dat ze nuttig is en resultaat oplevert
1. in staat om vruchtbare nakomelingen te krijgen
- Het woord fertiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fertiel" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ fertiel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC 21 februari 2012 32.000 jaar oude plant bloeit op
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be