extractie
- ex·trac·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het extraheren’ voor het eerst aangetroffen in 1568 [1]
- afgeleid van het Franse extraction of daarvoor van het Latijn
- afgeleid van tractie met het voorvoegsel ex-
- Naamwoord van handeling van extraheren met het achtervoegsel -tie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | extractie | extracties |
verkleinwoord | extractietje | extractietjes |
de extractie v
- uittrekking
- (medisch) het uittrekken van splinters, tanden e.d.
- Na een extractie wordt twee maanden gewacht met het plaatsen van het implantaat.[2]
- (scheikunde) bereiding van een extract (aftreksel)
1. uittrekking
- Het woord extractie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "extractie" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "extractie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ D.V.Steenberghe, Immediate belasting van orale implantaten, 2008
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be