eufemistisch
- Geluid: eufemistisch (hulp, bestand)
- IPA: / ˌøfeˈmɪstis / (4 lettergrepen); /ˌœyfeˈmɪstis/
- eu·fe·mis·tisch
- van Engels euphemistic of Duits euphemistisch of gevormd uit eufemisme met het achtervoegsel -isch [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | eufemistisch | eufemistischer | - |
verbogen | eufemistische | eufemistischere | - |
partitief | eufemistisch | eufemistischers | - |
eufemistisch
- op een manier die niet zo pijnlijk, maar ook minder duidelijk overkomt
- In 2000 was 12% van de 55-plussers ouder dan 80 jaar, tegen 2030 stijgt dit aandeel naar 19% (…). Die evolutie wordt dubbele vergrijzing of, nogal eufemistisch, verzilvering genoemd. [2]
1.
- Het woord eufemistisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eufemistisch" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Vercauteren, G."Nog Lang. Leven. Gelukkig → Cultureel erfgoed en ouderen: een toekomstperspectief" in: Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed. jrg. 2 nr. (juni 2009) Marc Jacobs en Bert Schreurs, Brussel; p. 73; geraadpleegd 2018-10-20
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be