• etens·bak
enkelvoud meervoud
naamwoord etensbak etensbakken
verkleinwoord etensbakje etensbakjes

de etensbakm

  1. een bak waar het eten voor een dier in zit
    • Lief toespreken, streng bestraffen, doen of je wegloopt... Er zijn maar weinig remedies tegen de hysterie van een peuter, zeker als het in, bijvoorbeeld, de supermarkt voorvalt en de omgeving afkeurend toekijkt. De ouders in dít filmpje krijgen echter hulp uit onverwachte hoek... De huisvriend heeft die avond alvast een extra portie brokken aangetroffen in zijn etensbak. [2] 
    • In oktober mishandelde een 15-jarige zwartrijder een conducteur in de trein in Rotterdam en in maart werd een conducteur in de trein van Hoek van Holland naar Rotterdam geslagen met een etensbak voor honden. De conducteur had de dader gevraagd zijn loslopende hond aan te lijnen. [3] 
    • Hoe stel je vast of een hond optimistisch van aard is of juist wat somber? Leer hem eerst dit: als zijn etensbak aan de ene kant van de kamer staat, zit er altijd wat lekkers in; staat de bak aan de andere kant van de kamer, dan is-ie altijd leeg. Zet de etensbak vervolgens zo'n beetje in het midden. Er zijn honden die er dan opgewekt naartoe draven, hopend op brokken, maar er zijn er ook die traag aan komen sjokken – ‘zal toch wel weer niks inzitten', hoor je ze bijna denken. [4] 
96 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[5]