Erwtensoep
  • erw·ten·soep
  • In de betekenis van ‘soep van groene erwten’ voor het eerst aangetroffen in 1778 [1]
  • samenstelling van  erwt  en  soep  met het invoegsel -en-  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord erwtensoep erwtensoepen
verkleinwoord erwtensoepje erwtensoepjes

de erwtensoepv / m [3]

  1. (voeding) een groenige, lobbige soep vervaardigd van (groene) erwten
    • Je kon mijn vader met erwtensoep het huis uitjagen. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]