ergo
- er·go
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bijwoord van causaliteit: derhalve’ voor het eerst aangetroffen in 1540 [1]
- [bijwoord en onzijdig zelfstandig naamwoord] van Latijn ergo [2][3]
- [vrouwelijk zelfstandig naamwoord] verkorting van ergotherapie
- [mannelijk zelfstandig naamwoord 1] verkorting van ergotherapeut
- [mannelijk zelfstandig naamwoord 2] verkorting van ergometer
ergo
- daaruit volgt, dus
- Een liveticker op het internet leert me dat de naar aandacht smekende ziel Armindo Fonseca alleen op kop ligt. Het peloton volgt op zes minuten en vijfentwintig seconden. Ergo: het wordt een massasprint. Kittel, Greipel, of toch weer de afgeschreven Cavendish? [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ergo | ergo's |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
het ergo o
- gevolgtrekking
- In die toestand had ik la Maga ontmoet, la Maga die zonder het te weten mijn getuige en mijn spionne was, en het ergerde me dat ik dat allemaal overdacht en wist dat het me zoals altijd veel minder moeite kostte om te denken dan om te zijn, dat in mijn geval het ergo van het befaamde gezegde niet zo ergo was, allesbehalve dat, dus liepen we maar wat langs de linkeroever, la Maga zonder te weten dat zij mijn spionne en getuige was, die diepe bewondering had voor mijn wijdvertakte kennis, omdat ik thuis was in de moderne literatuur, ja zelfs in de cool jazz, twee enorme mysteries voor haar. [5]
de ergo v
- (medisch) (spreektaal) afdeling ergotherapie, veelal met toestellen voor lichaamsbeweging
- Alle patiënten worden verwacht op de ergo, bij afwezigheid wordt de reden gevraagd en komt de ergotherapeute de patiënt bezoeken op de kamer. [6]
de ergo m
- (medisch) deskundige die je helpt om ondanks een beperking dagelijkse handelingen zelf te verrichten
- De ergo biedt gratis informatie en advies voor mensen in de wijk die moeilijkheden ondervinden bij: dagelijkse activiteiten, verplaatsingen in en rond de woning, aanpassingspremies aanvragen, het juiste hulpmiddel vinden en correct leren gebruiken,... Ergo Advies op website: kortrijk.be; geraadpleegd 2017-10-08
- (sport) (spreektaal) trainingstoestel, oorspronkelijk meetinstrument bedoeld om sportieve inspanning te meten
- In de boot kunnen roeiers zich verstoppen, kunnen ze een ander de schuld geven als het niet goed gaat. Daarom haten veel roeiers de 'ergo', omdat je direct feedback hebt. [7]
- Het woord ergo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ergo" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[8] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ergo" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ ergo op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Winnen, P.Oprechte smeerlap (5 juli 2016) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2017-10-08
- ↑ Cortázar, J. (vert. Pol, B. van de)"Rayuela" in: De Gids. jrg. 136 nr. 2 (1973) Stichting De Gids, Amsterdam; p. 83; geraadpleegd 2017-10-08
- ↑ Goeminne, L."Multidisciplinair samenwerken verpleegkundige aspecten" in:Baeyens, J.P.Gerontologie en geriatrie 2000. Proceedings 23e Wintermeeting Belgische Vereniging voor Gerontologie en Geriatrie (2001) Garant, Leuven; ISBN 9044111361; p. 124; geraadpleegd 2017-10-08
- ↑ Korzeniowski, K.geciteeerd in:Brouw, W. op den"Liever sterven in de boot dan lijden op de 'ergo'" (15 december 1997) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2017-10-08
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
ergo