Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • er·go·the·ra·peut
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ergotherapeut ergotherapeuten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de ergotherapeutm

  1. (medisch) (beroep) beoefenaar van de ergotherapie

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be