• ener·gie·zui·nig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen energiezuinig energiezuiniger energiezuinigst
verbogen energiezuinige energiezuinigere energiezuinigste
partitief energiezuinigs energiezuinigers -

energiezuinig

  1. efficiënt met brandstoffen, warmte of stroom omgaand; weinig energie verbruikend
    • Mensen die energierekening niet kunnen betalen kunnen hulp krijgen bij het energiezuinig maken van hun woning. [1] 
    • Sinds eind mei wees de klok kwart voor acht aan. „Het bedrading van het verlichte puntje van de wijzer was om de as gedraaid. En de klok was stil gaan staan”, legt Bossenbroek uit. „We zetten er nieuwe led-verlichting op. Energiezuinig en duurzaam.” [2] 
    • Duizenden bedrijven dreigen in 2023 uit hun kantoor te worden gezet, omdat het pand niet energiezuinig genoeg is. Eigenaren en huurders weten vaak nog niet van de wet die dit mogelijk maakt, waardoor ze in grote problemen kunnen komen. [3]