eischaal
- ei·schaal
- samenstelling van ei zn en schaal zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eischaal | eischalen |
verkleinwoord |
- (zoötomie) de harde buitenkant van een ei
- ▸ Vul de eischaaltjes met dit mengsel, strooi er de kaas over en leg er vlokjes boter op en zet 10 minuten onder een hete grill. Wat zeg je? Jaren ’50? Klopt. Lekker, hè! Met ouderwetse waardes als: het gezin aan tafel en je best doen uit wat heel gewoons wat lekkers te maken.[1]
- ▸ In aquaria is er geen sprake van slijtage door zeebodem of slakkenslijm, waardoor de eischaal te dik is voor het jong om door te breken. Het ei wordt daarom met de hand open gepeld als de haaitjes volgroeid zijn.[2]
- Het woord eischaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eischaal" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Poolse warme eieren” (24 jul. 2014), De Telegraaf
- ↑ Weblink bron “Artis verwelkomt zeven stierkophaaien” (4 november 2010), Het Parool
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be