Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ei·er·schaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eierschaal eierschalen
verkleinwoord eierschaaltje eierschaaltjes

Zelfstandig naamwoord

de eierschaalv / m

  1. De meestal harde buitenkant van een ei.
    • Veel eierschalen zijn namelijk niet alleen hard zoals bij een kip, maar ook taai, waardoor kracht alleen (jonge dieren zijn uiteraard niet zo sterk) niet genoeg is; zonder deze tand komen veel jongen het ei niet eens uit. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be