Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eind·schot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eindschot eindschotten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het eindschoto

  1. een spurt op het einde van een wedstrijd tot aan finish
    • Farah miste op de 5000 het eindschot waarmee hij de laatste jaren oppermachtig was en vier keer achtereen op de grote kampioenschappen de moeilijke dubbel 5000 en 10.000 won (de WK’s van 2013 en 2015 en de Olympische Spelen van 2012 en 2016). [3] 
    • Dat duo maakte zich na 2000 meter al los van de rest en nam samen een grote voorsprong. Obiri spurtte Ayana eruit in de laatste ronde, Hassan rende met een sterk eindschot naar de bronzen medaille in 14.42,73, iets boven haar Nederlands record. Krumins eindigde voor de vierde keer op een groot toernooi als achtste in de finale van de 5000 meter. [4] 
    • Dat de strijd om de regenboogtrui pas in de laatste ronde ontbrandde, speelde mannen met een sterk eindschot in de kaart. [5] 
  2. een plank of schot aan het einde van iets
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen