eindspurt
- eind·spurt
- samenstelling van eind en spurt zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eindspurt | eindspurten eindspurts |
verkleinwoord | eindspurtje | eindspurtjes |
- een versnelling op het einde van een project om het te voltooien
- Er is bij de Olympische Spelen altijd een eindspurt nodig, om alle stadions op tijd klaar te krijgen.
- een versnelling op het einde van een wedstrijd om de concurenten vóór te blijven
- Met een grandioze eindspurt wist hij de wielerwedstrijd te winnen.
- Met een eindspurt veroverde de dubbelvier zilver. „We gingen voor goud, we hadden de Duitsers kunnen hebben.” [2]
- Het woord eindspurt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eindspurt" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Harry Meijer 11 augustus 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be