Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ei·er·dop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eierdop eierdoppen
verkleinwoord eierdopje eierdopjes

Zelfstandig naamwoord

de eierdopm

  1. eierschaal [1]
  2. (huishouden) bekertje om gekookte eieren in te plaatsen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen