• ei·er·dop
enkelvoud meervoud
naamwoord eierdop eierdoppen
verkleinwoord eierdopje eierdopjes

de eierdopm

  1. eierschaal [1]
  2. (huishouden) bekertje om gekookte eieren in te plaatsen
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]