echtelijk
- ech·te·lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | echtelijk | echtelijker | echtelijkst |
verbogen | echtelijke | echtelijkere | echtelijkste |
partitief | echtelijks | echtelijkers | - |
echtelijk [1]
- (formeel) betrekking hebbend op het huwelijk en/of een echtpaar
- Het woord echtelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "echtelijk" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be