ebbenhout
- eb·ben·hout
- In de betekenis van ‘harde houtsoort’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- samenstelling van ebben en hout [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ebbenhout | - |
verkleinwoord | - | - |
het ebbenhout o
- het zwarte en zware hout van een ebbenboom, behorende tot een aantal tropische soorten uit het geslacht Diospyros (familie Ebenaceae)
- Het gebruik van ebbenhout is vanwege de kostbaarheid van het hout erg beperkt.
- ▸ De chique, ruime schrijftafel van ebbenhout, die stijlvol was ingelegd met lichtere houtsoorten, die voor het raam was geplaatst naast de openslaande deuren naar het terras en die gepaard was aan een sobere maar degelijke en comfortabele houten bureaustoel uit de jaren dertig, had ik al meteen bij binnenkomst opgemerkt.[3]
1, edele houtsoort
- Het woord ebbenhout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ebbenhout" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ebbenhout" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ebbenhout op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 18
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ebbenhout | - |
ebbenhout