Ebbenhout
  • eb·ben·hout
enkelvoud meervoud
naamwoord ebbenhout -
verkleinwoord - -

het ebbenhouto

  1. het zwarte en zware hout van een ebbenboom, behorende tot een aantal tropische soorten uit het geslacht Diospyros (familie Ebenaceae)
    • Het gebruik van ebbenhout is vanwege de kostbaarheid van het hout erg beperkt. 
     De chique, ruime schrijftafel van ebbenhout, die stijlvol was ingelegd met lichtere houtsoorten, die voor het raam was geplaatst naast de openslaande deuren naar het terras en die gepaard was aan een sobere maar degelijke en comfortabele houten bureaustoel uit de jaren dertig, had ik al meteen bij binnenkomst opgemerkt.[3]
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]


enkelvoud meervoud
naamwoord ebbenhout -

ebbenhout

  1. ebbenhout