duozadel
- duo·za·del
- samenstelling van duo en zadel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | duozadel | duozadels |
verkleinwoord | duozadeltje | duozadeltjes |
- (transport) het tweede zadel of het achterste gedeelte van een buddyseat, voor een passagier op een gemotoriseerde tweewieler
- Het duozadel is nu vaak een wat hoger geplaatst deel van een buddyseat.
1. het tweede zadel, of het achterste gedeelte van een buddyseat, voor een passagier op een gemotoriseerde tweewieler
- Het woord 'duozadel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.