Motor met een buddyseat.
  • bud·dy·seat
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘tweepersoons motorzadel’ voor het eerst aangetroffen in 1959 [1] [2]
  • Engels leenwoord buddy en seat.
enkelvoud meervoud
naamwoord buddyseat buddyseats
verkleinwoord buddyseatje buddyseatjes

de buddyseatm

  1. (transport) het tweepersoonszadel van een scooter, brom- of motorfiets
    • Mijn vorige motor had geen buddyseat maar slechts een zg. “broodje” op het achterspatbord. 
71 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
buddyseat buddyseats

buddyseat

  1. (transport): buddyseat