Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • droog·jes
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

droogjes [1]

  1. op een droge, saaie, ongeëmotioneerde manier (iets zeggen)
    • De 33-jarige Gerges hoorde zijn leeftijdgenoot onbewogen aan. "Laten we er nu maar een mooie show van maken, merkte hij droogjes op. "Het wordt vuurwerk. De trainingen lopen naar wens. Ik ben ook sterk in mijn hoofd. Ik denk te kunnen winnen. Dat kan in één ronde, maar ook in drie ronden.[2] 
  2. op een wat spottende manier (iets zeggen of opmerken)
    • Vaak vonden daar ook terechtstellingen plaats. Een volksvermaak dat je kunt vergelijken met The voice of Holland, alleen rolden er toen echt koppen. Deze ijzeren brug bestond nog niet, er was een houten exemplaar. Maar tijdens een terechtstelling ging het eens gruwelijk mis. Er stonden zoveel mensen op de brug toe te kijken dat hij inzakte. Daardoor kwamen meer mensen om het leven dan er die dag werden terechtgesteld”, concludeert hij droogjes.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de droogjesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord droogje

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen