laconiek
- la·co·niek
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘doodkalm’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1782 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | laconiek | laconieker | laconiekst |
verbogen | laconieke | laconiekere | laconiekste |
partitief | laconieks | laconiekers | - |
laconiek
- Het woord laconiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "laconiek" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "laconiek" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be