driejarig
- drie·ja·rig
- van Middelnederlands driejarich, op te vatten als samenstellende afleiding van drie ht en jaar zn met het achtervoegsel -ig [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | driejarig | - | driejarigst* |
verbogen | driejarige | - | |
partitief | driejarigs | - | - |
driejarig
- 3 jaren durend
- Gedurende dit driejarig bestand werd er geen oorlog gevoerd.
- met de leeftijd van 3 jaar
- De driejarige kleuter ging voor het eerst naar de kleuterspeelzaal.
- Buiten een losse vermelding op woordenlijst.org is er geen vindplaats voor deze overtreffende trap. Gelet op de absolute betekenis en het ontbreken van een overtreffende trap bij vergelijkbare bijvoeglijke naamwoorden op -jarig lijkt het hier om een vergissing te gaan.
- Het woord driejarig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "driejarig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be