• drie·ja·ri·ge

driejarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van driejarig
    • Hij pakte zijn studie na een driejarige onderbreking weer op. 
     Deze 23-jarige Israëli had net zijn driejarige militaire dienstplicht afgerond[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord driejarige driejarigen
verkleinwoord

de driejarigev / m

  1. levend wezen dat 3 jaar oud is of iets dat 3 jaar bestaat
    • De driejarige ging naar een peuterspeelzaal in de buurt. 
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers