• dreg·gen

dreggen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dreggen
dregde
gedregd
zwak -d volledig
  1. met een baggerbeugel zoeken naar drenkelingen of zaken die in het water gevallen zijn
    • Hij zou „het moeras dreggen”, Washington naar zijn hand zetten, maar deze week bleek dat Donald Trump er zelf tot zijn knieën instaat [sic!]. De week waarin hij zijn eerste grote resultaat zou boeken, de vervanging van het zorgstelsel Obamacare, werd de week waarin alles mislukte. De president oogde machteloos en kwetsbaar. Zoals hij eerder ontdekte met de rechterlijke macht, merkt hij nu dat politieke instituties óók nog macht hebben.[2] 
    • De zoekactie in de Wythmenerplas, aan de rand van Zwolle, naar een man die wordt vermist, heeft ook op de tweede dag niks opgeleverd. Dat meldde de politie. De man raakte vrijdagmiddag in de problemen en verdween onder water. Vrijdag zochten brandweerduikers en een politiehelikopter. Zaterdag werden sonarapparatuur en een gespecialiseerde dregploeg ingezet. Het dreggen gaat zondag verder. De plas blijft deels toegankelijk voor het publiek.[3]  

de dreggenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dreg
87 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[4]
  1. dreggen op website: Etymologiebank.nl
  2. NRC Guus Valk 24 maart 2017
  3. Volkskrant 26 mei 2012
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be