• op·dreg·gen

opdreggen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opdreggen
dregde op
opgedregd
zwak -d volledig
  1. van onder het wateroppervlak weer naar boven halen
     De daders vluchtten op de motorscooter, die de politie later zou opdreggen uit de Kostverlorenvaart - een zwarte Piaggio Beverly. Verscheidene getuigen hadden de mannen zien rijden, de bijrijder met de kalasjnikov tussen zijn benen.[2]
     Ook het opdreggen van lichamen, onder meer na fatale auto- of bedrijfsongevallen, behoort tot het takenpakket.[3]
60 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Maarten van Dun en Paul Vugts
    “Oplossing liquidatie van onschuldige man in West dichtbij” (9 december 2017,), Het Parool
  3.   Weblink bron
    Dick den Braber
    “Rotterdamse havenmannen van het jaar” (08-03-2017), Reformatorisch Dagblad
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be