• dorps·ge·meen·te
enkelvoud meervoud
naamwoord dorpsgemeente dorpsgemeenten
dorpsgemeentes
verkleinwoord

de dorpsgemeentev

  1. (religie) geloofsgemeenschap waar de leden in één dorp wonen
     De NH-gemeente Vroomshoop met circa 3000 leden staat in het spectrum van de NH-kerk een beetje rechts van het midden. Maar onder de lidmaten zijn er zeker ook die nog rechtser of heel veel linkser staan. Daarom stond in de profielschets voor de nieuwe predikant, dat het iemand moest zijn die 'dominee voor iedereen is'. Dat is wat Schipper ook wil zijn. "Zeker in een dorpsgemeente ben je er als dominee voor een ieder, ook voor de uitersten."[3]
  2. (politiek) kleine stad die een zelfstandige gemeente is