doorzetten
- Geluid: doorzetten (hulp, bestand)
- door·zet·ten
- samenstelling van door en zetten
doorzetten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorzetten |
zette door |
doorgezet |
zwak -t | volledig |
- volhouden, niet ophouden
- Ondanks het slechte weer zette de fietser de zware tocht door.
- Omdat de dooi doorzette, is de Elfstedentocht afgelast.
- erger worden
- Ik dacht ziek te worden, maar het zette gelukkig niet door.
- [1] doordrukken, doordouwen, doorbijten
- [1] opgeven
vervoeging van |
---|
doorzetten |
doorzetten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorzetten
- ...dat wij doorzetten.
- ...dat jullie doorzetten.
- ...dat zij doorzetten.
- ...dat wij doorzetten.
- Het woord doorzetten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doorzetten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be