• door·dou·wen

doordouwen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doordouwen
douwde door
doorgedouwd
zwak -d volledig
  1. doorgaan en volhouden ondanks hindernissen die men tegenkomt
     "Met zo weinig draagvlak beginnen aan zo'n plan is een recept voor ellende", schrijft de oppositie in een gezamenlijke verklaring. "De vraag is wat coalitiepartijen PvdA, VVD, D66 en CDA nu gaan doen: doordouwen of luisteren."[1]
     Het team is voor zwemster Stephanie Verhoef het belangrijkst. "De sport is een mooie bijkomstigheid, maar voor mij is het vooral onderdeel uitmaken van een team, ergens naartoe werken. Dat is voor mij wat Invictus Games zijn", zegt ze. "Het team bestaat uit allemaal rouwdouwers. Oftewel: niet mauwen, maar doordouwen. En kijken wat je kan, in plaats van wat je niet kunt. Dat maakt het gewoon heel erg mooi."[2]




  1.   Weblink bron “Burgers Den Haag tegen Spuiforum” (Maandag 5 november 2012, 14:23), NOS
  2.   Weblink bron “Invictus-atleet: mijn bloed is niet rood, het is groen” (Vrijdag 21 april 2017, 19:06), NOS