(klemtoonhomogram)

  • door·schij·nend
vervoeging van: doorschijnen
verbogen vorm: doorschijnende

[A] dóórschijnend

  1. onvoltooid deelwoord van [A] dóórschijnen
     Als je in balans bent straal je een helder doorschijnend licht uit.[2]
vervoeging van: doorschijnen
verbogen vorm: doorschijnende

[B] doorschíjnend

  1. onvoltooid deelwoord van [B] doorschíjnen
     De zwelling is diafaan (translucent): dat wil zeggen, een erachter geplaatst lampje geeft een doorschijnend licht.[3]
      Tracht, door het glansrijk en alles doorschijnend Evangelielicht, de dikke nevelen van dwaling en onkunde, waarmede bijgeloovige Heidenen en huichelende Fariseeuwen den heilweg overdekt hebben, meer en meer te verdrijven en te doen opklaren.[4]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen doorschijnend doorschijnender doorschijnendst
verbogen doorschijnende doorschijnendere doorschijnendste
partitief doorschijnends doorschijnenders -

[B] doorschíjnend

  1. waar enig licht doorheen treden kan
    • Zij trok de aandacht met haar doorschijnende kledij. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]
  1. doorschijnend op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Pauline Laumans
    “Vrijheid in relaties: het hebben van de juiste identificatie” (2012), Libertas in Vivo, Apeldoorn, ISBN 9789491310058, hfst. 2
  3.   Weblink bron
    W.L.M. Kramer
    “Handleiding chirurgisch onderzoek”, 3e druk (2003), Bohn Stafleu van Loghum, Houten, ISBN 9789031340057, p. 146
  4.   Weblink bron “Spiegel der godsdienstige verlichting, aan de Pruissische natie voorgehouden, bij het binnentrekken der Fransche legers” (1809), A. B. Saakes, Amsterdam, p. 11 op nrc.nl  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be