doorschijnen
- door·schij·nen
- samenstelling van door en schijnen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorschijnen |
scheen door |
doorgeschenen |
klasse 1 | volledig |
doorschijnen [1]
- onovergankelijk licht doorlaten
- blijven schijnen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorschijnen |
doorscheen |
doorschenen |
klasse 1 | volledig |
doorschijnen [2]
- overgankelijk overal beschijnen
- Het woord doorschijnen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.