doorschenen
- Geluid: doorschenen (hulp, bestand)
- door·sche·nen
vervoeging van |
---|
doorschijnen |
doorschenen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorschijnen
- ...dat wij doorschenen.
- ...dat jullie doorschenen.
- ...dat zij doorschenen.
- ...dat wij doorschenen.
vervoeging van |
---|
doorschijnen |
doorschenen
- meervoud verleden tijd van doorschijnen
- Wij doorschenen.
- Jullie doorschenen.
- Zij doorschenen.
- Wij doorschenen.
- vervoeging van doorschijnen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling ij-ee (IPAː /ɛi/ - /e/)
vervoeging van: | doorschijnen… |
geen verbogen vorm |
doorschenen
- voltooid deelwoord van doorschijnen
- Het woord doorschenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.