• don·ju·an
enkelvoud meervoud
naamwoord donjuan donjuans
verkleinwoord

de donjuanm

  1. iemand die veel vrouwen verleidt
    • Na vier weken is Alex nog corpulenter dan voorheen en dientengevolge vindt Adelheid het moeilijk in te gaan op de avances van onze donjuan in zijn flanellen pyjamaatje en zijn buddyhollybrilletje dat hij al decennialang heeft, getuige deze foto's. [2] 
    • Cadetten op de KMA karakteriseren hem meer als bullebak dan donjuan, maar een pelotonscommandant van de militaire academie zit wel thuis met een schorsing wegens affaires met meerdere vrouwelijke officieren in opleiding. [3] 
    • “Dat onze meisjes hem als een pop behandelden, heeft de donjuan in hem wel een knauw gegeven,” zegt De Wilde lachend. [4] 
59 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[5]