casanova
- ca·sa·no·va
- eponiem van Italiaans Casanova en "Nieuwenhuis", dat verwijst naar de 18e-eeuwse Italiaanse avonturier G. Casanova , geschreven met een kleine letter volgens spellingregel 16.C; in de betekenis van ‘vrouwenversierder’ voor het eerst aangetroffen in 1968 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | casanova | casanova's |
verkleinwoord |
de casanova m
- man die veel vrouwen verleidt
- Hij keek me aan met de ogen van een casanova.
- Het woord casanova staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "casanova" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ casanova op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "casanova" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be