Ze typeert hem, niet onverdienstelijk, als een versierder die bij zichzelf diepere, waardiger smart voelt dan bij al die „snikkende vrouwen en baby’s” die hij achterlaat, een smart die „bovendien zeer bruikbaar is bij het versieren van volgende dames”. Ze noemt zijn teksten „pure abracadabra” , maar ze neemt deze „wonderdichter” niets kwalijk. „Het onbegrijpelijke en mismoedig stemmende ligt in het publiek dat dit slikt, diepe wijsheden meent te horen, wild applaudisseert, niets verstaat en Alles begrijpt. Zo’n publiek vraag erom, het wil versierd worden.”[2]
iemand die iets mooi maakt door het glans te verlenen