distinctief
- Geluid: distinctief (hulp, bestand)
- dis·tinc·tief
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onderscheidend’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van distinctie met het achtervoegsel -ief
- afgeleid van het Franse distinctif of daarvoor van het Latijnse 'distinctivus'
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | distinctief | distinctieven |
verkleinwoord | - | - |
het distinctief o
- onderscheidingsteken dat een rang of graad aanduidt
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | distinctief | distinctiever | distinctiefst |
verbogen | distinctieve | distinctievere | distinctiefste |
partitief | distinctiefs | distinctievers | - |
distinctief
- onderscheidend
- (taalkunde) een betekenisverschil aanduidend
- Het woord distinctief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "distinctief" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "distinctief" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be