• dis·so·ci·a·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord dissociatie dissociaties
verkleinwoord

de dissociatiev

  1. (medisch) uiteenval, ontbinding
  2. (psychologie) een periode waarin iemand vervreemd is van de realiteit
  3. (scheikunde) het uiteenvallen van een molecule of moleculair ion in kleinere delen
    • Fosforzuur kan drie achtereenvolgende dissociaties ondergaan. 
89 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be