dissociëren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dissociëren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- dis·so·cië·ren, dis·so·ci·eren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dissociëren |
dissocieerde |
gedissocieerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
dissociëren
- ergatief in kleinere delen uiteenvallen
- Bij oplossing in water dissociëren zwakke zuren maar gedeeltelijk.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord dissociëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.