dissociatief
- dis·so·ci·a·tief
- afgeleid van dissociatie met het achtervoegsel -ief
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | dissociatief | dissociatiever | dissociatiefst |
verbogen | dissociatieve | dissociatievere | dissociatiefste |
partitief | dissociatiefs | dissociatievers | - |
dissociatief
- verband houdend met of betrekking hebbend op dissociatie
- Het woord 'dissociatief' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.