dinar
- di·nar
- van Arabisch دِينَار (dīnār) dat weer teruggaat op Latijn denarius, in de betekenis van ‘munteenheid van o.a. Algerije, Bahrein, Irak, Jordanië, Koeweit, Libië en Tunesië’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dinar | dinars |
verkleinwoord | - | - |
de dinar m
- (financieel) munteenheid in o.a. Algerije, Bahrein, Irak, het voormalig Joegoslavië, Jordanië, Koeweit, Libië, Servië en Tunesië
- (numismatiek) (historisch) gouden munt in islamitische landen
- Algerijnse dinar, Bahreinse dinar, Iraakse dinar, Jordaanse dinar, Koeweitse dinar, Libische dinar, Servische dinar, Tunesische dinar
- Het woord dinar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dinar" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ dinar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "dinar" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stamtijd | ||
---|---|---|
tegenw. tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dino | dinava | dinat |
1e vervoeging | volledig |
dinar
- lunchen, het middagmaal nuttigen