• lun·chen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lunchen
lunchte
geluncht
zwak -t volledig

lunchen

  1. de lunch gebruiken
    • Hij lunchte laat in de middag. 
     De Franse traditie ziet er heel anders uit, zoals de Britse trendwatcher Stephen Bayley opmerkte. Je rijdt op je gemak over een met platanen omzoomde tweebaansweg, in een comfortabele auto, bij voorkeur een Citroën DS. Ondertussen zoekt je passagier in de Michelingids een restaurant waar je goed en uitgebreid kunt lunchen.[1]
     We zaten te lunchen bij een kraakhelder meer in Yosemite.[2]

de lunchenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lunch
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be