• diep·te·bouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dieptebouw -
verkleinwoord - -

de dieptebouwm

  1. (bouwkunde) aanleg van ondergrondse bouwwerken
     In bestaande stadscentra, waar de auto het zwaarst drukte, moest hoog- en dieptebouw met bestaande bebouwing worden gecombineerd.[1]
      Aan den Z.O.-hoek is nog de dieptebouw in 15 lagen te zien.[2]
  2. (bouwkunde) (verouderd) uitgestrektheid van een bouwwerk haaks op de voorgevel
      Ik heb hier de volgende berekening gemaakt. Frontbreedte van de woning 5 Meter. Bebouwde lengte of diepte 7 Meter, Oppervlakte is dan 35 M2. (…) Van de 7 M. dieptebouw gaat wel 61 c.M. af voor de muren.[3]
  1.   Weblink bron
    A. van den Boogaard
    Innovatie op locatie in:
    J.W. Schote.a. (red.)
    Techniek in Nederland in de twintigste eeuw. Deel 7. Techniek en modernisering, balans van de twintigste eeuw. (2003), Stichting Historie der Techniek, Eindhoven / Walburg Pers, Zutphen, ISBN 9057300702, p. 99
  2.   Weblink bron
    Jos. Raemaekers
    Oude Steensymboliek, of Steen der Wijzen. in: Maçonniek tijdschrift, jrg. 10 nr. 6 (februari 1920), p. 264
  3.   Weblink bron
    J. van Basten-Batenburg
    Woning en zedelijkheid. in: Mannenadel en vrouweneer, jrg 22 nr. 12 (september 1933), Vereeniging "Voor Eer en Deugd", afd. Mannen en Vrouwen, p. 375 en 376