hoogbouw
- hoog·bouw
- samenstelling van hoog en bouw [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoogbouw | |
verkleinwoord |
de hoogbouw m
- een gebouw met zoveel verdiepingen dat een lift verplicht is (in Nederland meer dan 5 verdiepingen)
- In tien jaar groeide de stad uit tot een metropool van 6 miljoen inwoners, nu met veel hoogbouw en met een omvangrijke stedelijke middenklasse.[3]
- Het woord hoogbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hoogbouw" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ hoogbouw op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Zef Hemel 23 september 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be