Een fraai deurkozijn met roodbruin gemarmerde zijposten en bovendrempel en met donkere onderdrempel.
  • deur·ko·zijn
enkelvoud meervoud
naamwoord deurkozijn deurkozijnen
verkleinwoord - -

het deurkozijno

  1. raamwerk waarbinnen een deur open en dicht gaat en waaraan de deur met het hang- en sluitwerk is vastgemaakt
    • Na een paar jaar had ze het verkocht aan een man die zo dik was dat hij - en ik lieg niet, voegde ze er op dit punt altijd aan toe - ‘allebei de kanten van het deurkozijn raakte als hij binnenkwam en dan stond hij al enigszins diagonaal om überhaupt binnen te kunnen komen.’ [2]