dansfeest
- dans·feest
- samenstelling van dans en feest [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dansfeest | dansfeesten |
verkleinwoord | dansfeestje | dansfeestjes |
het dansfeest o
- feest waar gedanst kan worden
- Ik ben met mijn vriendinnetje naar een dansfeest gegaan.
- Wat draag je naar je werk? En waarom? Deze week Marian Markelo (62). Als bekendste wintipriesteres van Nederland houdt ze grote muziek- en dansfeesten ter ere van de natuurkrachten. „Ik hoor goed na te denken en ik hoor er goed uit te zien.” [2]
- Het woord dansfeest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dansfeest" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Raoul de Jong 10 januari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be