• dans·par·tij
enkelvoud meervoud
naamwoord danspartij danspartijen
verkleinwoord danspartijtje danspartijtjes

de danspartijv

  1. (dans) feestelijke bijeenkomst waar men kan dansen
  2. (dans) de keer dat men danst
     Moszkowicz staat bekend als een flamboyante man, die de media en bekendheid niet schuwt. Omstreden waren beelden van zijn amicale danspartij in Paramaribo, waarbij ook Desi Bouterse op de dansvloer stond.[2]
  3. (dans) deel van een choreografie
     Een paar weken geleden ontstond rumoer rond de nieuwste clip van de populaire Amerikaanse zangeres. Daarin zaten enkele passages die overduidelijk overeen kwamen met danspartijen uit twee choreografieën van Anne Teresa De Keersmaeker, Rosas danst Rosas en Achterland.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Moszkowicz flamboyante strafpleiter” (Dinsdag 30 oktober 2012, 10:28), NOS
  3.   Weblink bron “Beyoncé heeft nieuwe 'plagiaatvrije' clip gemaakt” (30-11-2011), Tubantia