• da·mes·lief·de
  • samenstelling van  dame  en  liefde  met het invoegsel -s-  [1]
  • [3] Als quasi-archaïsch of humoristisch bedoelde benaming voor de erotische liefde tussen vrouwen, aangetroffen sinds begin jaren '80, in betekenis beïnvloed door de parallelle term herenliefde (ingevoerd door Gerard Reve).
enkelvoud meervoud
naamwoord damesliefde damesliefdes
verkleinwoord - -

de damesliefdev

  1. (formeel) (verouderd) de genegenheid, affectie die een vrouw van stand heeft voor iets of iemand
     De heer P.P. kan gerust zijn, de handel in lakens en sloopen heb ik overgedaan aan eenige dames die veel liefde voor de zaak gevoelen en de heer P. P. weet dat als damesliefde zich in ijver openbaart, het succes verzekerd is.[2]
  2. (formeel) (verouderd) de liefde, genegenheid voor een vrouw
     Hij verzint allerlei ontmoetingen met haar (zonder dat uitdrukkelijk wordt vermeld dat dit bedenksels zijn) en probeert te achterhalen waarop zijn liefde is gebaseerd: angst voor volwassenheid (Galka), een laatste poging de pubertijd in al zijn glorie mee te maken? Of, maar dat bedenk ik, kan hij niet kiezen tussen de heren- en damesliefde (sommige jongens worden opvallend geil beschreven).[3]
  3. (lhbt) lesbische liefde, vrouwelijke homoseksualiteit
     Als je niet expliciet andere bestaansmogelijkheden noemt, wordt wel gezegd dat je vanuit hetero-normen schrijft”. Hedy d'Ancona: "In Opzij hebben we altijd al over de damesliefde geschreven, terwijl dat in het begin niet zo gewoon was. En Laura Bauduin krijgt nu een prijs voor haar werk.”[4]
  1. damesliefde op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron „Ons Verpleeghuis" te Koog-Zaandijk in: De Zaanlander   (30 april 1927), J.C. Peereboom, Wormerveer, p. 17 op Delpher.nl  
  3.   Weblink bron Beurskens’ spel, Goochelen in: Het Parool   (10 oktober 1980), Amsterdam, p. 20 op Delpher.nl  
  4.   Weblink bron Moeilijk en elitair in: Het vrije volk : democratisch-socialistisch dagblad (30 oktober 1982), De Arbeiderspers, Rotterdam, p. 23 op Delpher