dødsfald
- døds·fald
Naar frequentie | 7380 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | dødsfald | dødsfaldet | dødsfald | dødsfaldene |
genitief | dødsfalds | dødsfaldets | dødsfalds | dødsfaldenes |
dødsfald, o
- (biologie) overlijdensgeval, sterfgeval (overlijden van een persoon in een gemeenschap, vooral binnen de familie)
- «Ved dødsfald skal en læge skrive en dødsattest.»
- Bij een overlijdensgeval moet een arts een overlijdensakte opmaken.
- «Ved dødsfald skal en læge skrive en dødsattest.»
- ved dødsfald
bij de dood
- een dødsfald i familien
een sterfgeval in de familie
- dødsfald i hjemmet
een sterfgeval in huis
dødsfald
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van dødsfald
- dødsfald in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk