• døds·fald
Naar frequentie 7380
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   dødsfald     dødsfaldet     dødsfald     dødsfaldene  
genitief   dødsfalds     dødsfaldets     dødsfalds     dødsfaldenes  

dødsfald, o

  1. (biologie) overlijdensgeval, sterfgeval (overlijden van een persoon in een gemeenschap, vooral binnen de familie)
    «Ved dødsfald skal en læge skrive en dødsattest.»
    Bij een overlijdensgeval moet een arts een overlijdensakte opmaken.
  • ved dødsfald
bij de dood
  • een dødsfald i familien
een sterfgeval in de familie
  • dødsfald i hjemmet
een sterfgeval in huis

dødsfald

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van dødsfald