cyste
- cys·te
- via laat Latijn cystis van Oudgrieks κύστις (kústis) "blaas", in de betekenis van ‘blaasgezwel’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cyste | cysten cystes |
verkleinwoord | cystetje | cystetjes |
1. holte gevuld met vocht
- Het woord cyste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cyste" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ cyste op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "cyste" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be