cultureel
- cul·tu·reel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘m.b.t. de cultuur’ voor het eerst aangetroffen in 1927 [1]
- afgeleid van cultuur met het achtervoegsel -eel [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | cultureel | cultureler | cultureelst |
verbogen | culturele | culturelere | cultureelste |
partitief | cultureels | culturelers | - |
cultureel
- met betrekking tot cultuur, met betrekking tot de kunsten
- Rotterdam is de culturele hoofdstad van Europa geweest.
1.met betrekking tot cultuur
- Het woord cultureel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cultureel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "cultureel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ cultureel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be