covidioot
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- co·vi·di·oot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | covidioot | covidioten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de covidioot m
- (scheldwoord) iemand die tijdens de coronapandemie de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus niet naleeft
- Die covidioot hield midden tijdens de coronacrisis een feestje met 100 bezoekers.
Vertalingen
1. iemand die tijdens de coronapandemie de maatregelen tegen de verspreiding...