Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·vid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord covid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de covidv / m

  1. (informeel) ziekte die door het coronavirus SARS-CoV-2 veroorzaakt wordt, vaak leidend tot luchtwegklachten
    • Iedereen met covid is een besmettingsgevaar voor anderen. 
     En toch heeft covid een grote invloed op iedereen zijn leven. Met vooral lastige, maar heel soms ook eens wat vrolijker gevolgen.[1]
     Iemand uit mijn omgeving heeft covid.[2]
     Zeker in de textielindustrie heeft covid grote impact voor boeren en arbeiders. Duurzame keuzes kunnen echt een verschil maken.[3]
Opmerkingen
  • De schrijfwijze met een hoofdletter: "Covid", wordt veel gebruikt. Dit sluit aan bij Engelstalige publicaties, maar wijkt af van spellingregel 17.C.
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Sven Ornelis
    “Die vreemde “bijwerking” van covid die ik niet had zien aankomen” (28 november 2020) op wouldbechef.be
  2.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Wie testen?” op testcovidnwvl.be
  3.   Weblink bron “Olivier ‘Dutch Giant’ Richters kiest voor Fairtrade” (4 november 2020) op nrc.nl