Coronatest (het ontnemen van testmateriaal uit de mond)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·ro·na·test
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coronatest coronatesten
coronatests
verkleinwoord coronatestje coronatestjes

Zelfstandig naamwoord

de coronatestv / m

  1. (medisch), (neologisme) een test om te bepalen of iemand besmet is met het coronavirus
    • De coronatest werkt alleen als het virus zich een paar dagen heeft kunnen nestelen. 
Synoniemen

Meer informatie


Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·ro·na·test
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie -
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   coronatest     coronatesten     coronatest
coronatests  
  coronatestene  
genitief   coronatests     coronatestens     coronatests
coronatests'  
  coronatestenes  

Zelfstandig naamwoord

coronatest, g

  1. (medisch), (neologisme) corontatest
    «Den Nordamerikanske Ishockeyliga (NHL) melder om 43 positive coronatest blandt spillere og ansatte.»
    De North American Ice Hockey League (NHL) rapporteert 43 positieve coronatests onder spelers en werknemers.
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

coronatest

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van coronatest
Schrijfwijzen

Verwijzingen